Psalm 28:3
"Ruk mij niet weg met de kwaadwilligen, met hen die hun vrienden vrede wensen, maar in hun hart kwaad denken."
aadbakker52.com
Psalm 28:3
HSV. Ruk mij niet weg met de goddelozen en met allen die onrecht bedrijven, die van vrede spreken met hun naaste terwijl er kwaad is in hun hart.
NBV. Ruk mij niet weg met de kwaadwilligen, met hen die onrecht doen, die hun vrienden vrede wensen, maar in hun hart zinnen op kwaad.
AJB. “Ruk mij niet weg”; volgens de Kantekeningen bij de Statenvertaling zou de betekenis zijn dat David bid of de HEERE hem in leven wil laten, Ik citeer:
Trek mij niet weg met de goddeloze en met de werkers der ongerechtigheid Dat is, breng mij niet om trek mij niet naar het graf
AJB. Als “ruk mij niet weg” net als de goddeloze zou betekenen dat David niet wil sterven net als de kwaadwilligen dan vraag ik mij af wat de betekenis daar van is. Want ook David zal geweten hebben dat ieder mens eenmaal moet sterven. Hij wil niet weggerukt worden samen met de goddeloze of kwaadwilligen Toch zegt de Bijbel:
Hebreeën 9:27 NBG51 En zoals het de mensen beschikt is, eenmaal te sterven en daarna het oordeel.
AJB. Maar waarschijnlijk bedoelt hij dat hij niet wil omkomen door Gods oordeel zo als het met de goddeloze/kwaadwilligen mogelijk wel gebeurd. Bedoeld David dan dat hij niet wil sterven voor dat het eigenlijk zijn tijd is om het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen? In ieder geval wil hij niet behandeld worden zo als God de goddelozen behandeld. Ik denk dan aan psalm 1 waar het verschil in levenslot tussen de rechtvaardige en de kwaadwillegen wordt besproken.
Psalm 1
Tweeërlei weg
1 WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.
Ps. 26:4. Spr. 1:10, 15; 4:14, 15. 1 Kor. 15:33. Ef. 5:11.
2 Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en 1nacht.
Deut. 6:6, enz.; 17:19. Joz. 1:8. Ps. 119:1, enz.
3 Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.
4 Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf dat de wind heendrijft.
d Job 21:18. Ps. 35:5. Jes. 17:13; 29:5. Hos. 13:3.
5 Daarom zullen de goddelozen niet 17bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen.
6 Want de HEERE 18kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.
Mijn bronnen zijn:
https://bijbel-statenvertaling.com/statenvertaling/psalmen/1/#1