Numeri 12:8.

De Bijbel zegt dat Mozes met God sprak; maar kan dat wel?

aadbakker52.com

Numeri 12:8. &

SV. Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden niet gevreesd tegen Mijn knecht, tegen Mozes, te spreken?

NBV. Met hem spreek ik rechtstreeks duidelijk, niet in raadsels en hij aanschouwd Mijn gestalte. Hoe durven jullie dan aanmerkingen op mijn dienaar Mozes te maken.

Numeri 12:8 vraagt om een nabeschouwing: Miriam en Aäron hebben commentaar op Mozes, eigenlijk zijn zij jaloers op zijn positie als middelaar van het oude verbond. Daaruit blijkt dat zij niet alleen te weinig respect hebben voor Mozes, maar vooral te weinig respect voor de HEERE die hem heeft geroepen.

Wat of wie heeft Mozes gezien toen hij met God sprak. In Numeri 12:8 ziet Mozes de gelijkenis des HEEREN of de gestalte van God. Maar dat kan toch niet, Want wat zegt het Woord?

Johannes 1:18.

SV. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.

NBV. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.

Als ik dit zo lees dan denk ik dat alles wat we van God weten we dat alleen kunnen weten door de Zoon van God. Dus volgens de Statenvertaling heeft Jezus ons uitgelegd wie en wat God is. Dan sluit de NBV. daarbij aan dat wij God kennen door zijn zoon. Wat wij weten over God dat weten wij door zijn Zoon. Dat betekend dat alles wat over God geschreven is in het Oude Testament, tot ons gekomen is door middel van de Zoon. Vandaar dat de Zoon ook wel ‘Het Woord’ wordt genoemd.  Zoals in Johannes 1:1.

SV. [1] In den beginnen was het woord, en het Woord was Bij God, en het woord was God.

NBV In het begin was het Woord, het woord was bij God en het Woord was God.

Exodus 33:20 sluitduidelijk aan bij wat we gelezen hebben in Johannes 1:18.

Exodus 33:20.

SV. Hij zeide verder: Gij zou Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien en leven.

NBV. Maar zei Hij, Mijn aangezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.

Dus als ik God zou zien dan overleef ik dat niet! En tegen wie sprak de HEERE Toen Hij zij dat je niet kunt blijven leven als je God ziet. Dit werd gezegd tegen Mozes!  Maar dat is merkwaardig want in Numeri 12:8. Maakt de HEERE duidelijk dat Hij met Mozes spreekt terwijl ze elkaar aankijken. Is dat niet in tegenspraak met elkaar? Wat is hier aan de hand? Wat mij opvalt in Numeri 12:8 is het volgende:

Numeri 12:8

SV. “de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij”.

NBV. “hij aanschouwd Mijn gestalte”.

Wat of wie heeft Mozes gezien en met wie heeft hij gesproken volgens Numeri 12:8. Ik moet denken aan:

Hebreeën 1:3.

Ik geef een deel van vs. 3

SV. Dewelke, (Jezus de Zoon van God) alzo hij is het afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid

NBV. Hij straalt Gods luister uit, Hij is Zijn evenbeeld.

Met wie heeft Mozes contact gehad toen hij met God sprak? Het antwoord: Mozes sprak met Gods eniggeboren Zoon, Jezus Christus of Yeshua de Messias.

Mijn bronnen zijn:

De Statenvertaling en de Nieuwe Bijbelvertaling.

1+f+x