Psalm 28;1-2.

David wil contact maken met zijn God 

Psalm 28:1-2.

[1] tot U roep ik HEERE mijn rots. Houd u niet doof voor mij want houd u zich stil voor mij, dan ben ik aan hen gelijk die in de kuil neer dalen. [2] Hoor mijn luide smeek bede, wanneer ik tot u roep, wanneer ik mijn handen ophef naar Uw binnenste heiligdom.

Er is kennelijk paniek in de tent. David roept. Hij wil contact maken met de Heere die hij zijn rots noemt. Een rots is nogal stevig, daar kun je op bouwen. Zo is God een absoluut steunpunt voor David. Maar uitgerekend nu hij zo in de problemen zit geeft God geen antwoord. Als dat zo doorgaat dan loopt het niet goed af met David. Ik weet niet precies wat of wie hij bedoelt met de mensen die in de kuil neer dalen. Is dit een beeld van begraven worden, waardoor je in het dodenrijk terecht komt? Of moeten wij meer denken aan iemand die gestraft wordt zo als Daniel die in de leeuwenkuil werd neergelaten? Hoe het ook zij; het loopt niet goed met David af als God niet snel ingrijpt. Hij smeekt met luide stem. David is aan het soebatten. Hij doet er van alles aan om antwoord te krijgen. Hij heft zijn handen op in de richting van het heilige der heilige. Bidden met opgeheven handen was een normale gebedshouding.

(1 Timotheüs 2:8) Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting.    

David bid in de richting van de Tabernakel. Dat was de tent waar de Heere door zijn Geest aanwezig was. In het bijzonder bid hij In de richting van het binnenste Heiligdom. Dat is het heilige der heilige. De absolute top van heiligheid. En plek waar wij van naturen niet kunnen komen van wege onze zonden. Ook al zijn onze zonde vergeven en worden ze ons niet meer toegerekend door de genade van Jezus Christus. Toch zijn wij nog steeds zondaren.

(1 Joh. 1: 8-10). 8 Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. 9 Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. 10 Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.

Het heilige der heilige was ontoegankelijk en donker. Omdat de zonde, waardoor de gemeenschap met God was verbroken, nog niet door de beloofde Messias was verzoend, woonde God daar afgezonderd, als ontoegankelijk voor het volk. Steeds bleef het er donker, want God hield de uitstraling van Zijn heerlijkheid terug. Die heerlijkheid zou pas doorbreken op de aarde in de nieuwe tijd, met de komst van Hem, Die kon zeggen: “Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien”.

Als David in grote nood verkeerd dan zoekt hij contact met God die hem verlossen kan. Wat doen wij als we in de problemen zitten? Maken wij verwijten aan de HEERE, Zoeken wij steun bij de mensen om ons heen. Ik heb mijzelf er wel eens op betrapt dat ik in zulke situaties de neiging had om vooral steun te zoeken bij mensen. In die zin is David een voorbeeld voor mij, en misschien ook voor u. 

(1)

Mijn bronnen zijn:

De HSV studie Bijbel.

https://bible.knowing-jesus.com/Dutch/topics/Handen-Opheffen    

https://www.christipedia.nl/wiki/Heilige_der_heiligen